De samoerai van Shusaku Endo, een 34 jaar oude vertaling die de vertaler zelf verrast. De soberheid van stijl. Hoe een onderstroom zich doet voelen. Literatuur die níet op de pagina gebeurt. En: een tussenoplossing voor de zo onmisbare affiniteit.
Oude vertaling kersvers
Shusaku Endo’s De samoerai komt 10 april 2018 opnieuw uit, ditmaal bij uitgeverij Kok. Ik vond het boek toen ik het vierendertig jaar geleden voor de Arbeiderspers vertaalde al mooi, maar begreep niet goed waarom. De stijl was zo sober! Te sober, vermoed ik nu, voor mijn jongere ik, die naïeve ideeën over stijl op een voetstuk had staan. Bij het doorlezen van de nieuwe proeven werd ik me niet alleen pas echt bewust hoe mooi dit boek is, maar ook waarom. Voor ik daarover verderga, iets over het boek en de achtergrond.
De samoerai en de historische achtergrond
Het boek speelt aan het begin van de 17e eeuw. Hasekura Rokuemon, een samoerai van zo lage rang dat hij bijna de gelijke is van de doodarme boeren onder hem, moet als een van de vier gezanten op een nieuwgebouwd schip mee naar Mexico, samen met een Spaanse missionaris, Velasco. De bedoeling is een deal tot stand brengen met Nueva España: handelsmonopolie in ruil voor het recht het christendom in Japan te prediken. Hoe kan zo’n deze sobere roman zo aangrijpend zijn? Dat komt behalve door wat er in het gemoed van de personages gebeurt ook door de saillante historische achtergrond, die ik hier even zal aanstippen.
Historische bronnen zijn bij Endo vaker inspiratiebron, net als bij de roman Stilte ook bij De samoerai. Toen de werkelijk bestaande Hasekura Rokuemon (1571-1622) in oktober 1613 naar Mexico vertrok, begon hij een dagboek bij te houden, dat echter verloren is gegaan. In 2017 keerde hij terug in Japan. Zijn missie was op niets uitgelopen, mede door de politieke omslag in Japan, waar inmiddels overal de doodstraf stond op de minste of geringste uiting van christelijkheid.
Ene pater Luis Sotelo (1574-1624) stond model voor pater Velasco in de roman en eindigde net als Velasco in de roman na zijn terugkeer in Japan in 1624 op de brandstapel.
Nog pijnlijker detail, helemaal als je het boek gelezen hebt: volgens een brief van Hasekura’s kleinzoon ontdekten de Japanse autoriteiten in 1640 dat Hasekura’s zoon Gonshiro heimelijk rituelen in acht nam van het streng verboden christendom. Hasekura’s oudste zoon Kanzaburo, in het boek een jongen, werd hiervoor verantwoordelijk gehouden en moest seppuku plegen.
Er zitten in deze roman vele als-en besloten. Als de oom van Hasekura niet steeds verzocht had hun vroegere leengoed terug te krijgen… Als Velasco níet teruggegaan was naar Japan… Als Hasekura thuis geen teken of spoor van christendom had achtergelaten… Het is zo’n boek dat je met allerlei vragen en speculaties laat zitten: over die ene Japanner in een dorp in Mexico, over het fanatisme van de toenmalige christenen, over de ongelooflijke feodale wreedheid enzovoort.
Superieure soberheid
De stijl is zoals gezegd sober, zo sober dat je als lezer niet goed begrijpt hoe het kan dat je zo meegesleept wordt en je zo sterk bij Hasekura Rokuemon en Velasco betrokken gaat voelen. Endo is duidelijk een meester in het opbouwen en vertellen van zijn verhaal. Maar dat verklaart nog niet de intensiteit van zijn roman en waarom die overslaat op de lezer.
Wat zit er achter het brandende verlangen van Hasekura naar zijn armzalige leven thuis? En achter het allesverterende verlangen van Velasco naar het land van de rijzende zon en een verhoopte functie als aartsbisschop? Hasekura en Velasco hebben het verlangen naar Japan vaderland met elkaar gemeen, en Velasco heeft daarbovenop nog eens zijn alles verterende ambitie. Maar wat is ambitie eigenlijk anders dan de drang het eigen leven zin te geven?
Endo verliet Japan als jongen van twaalf, en het moet haast wel zo zijn dat zijn eigen verlangen naar zijn geboorteland verantwoordelijk is voor de onderstroom in deze roman, die je qua kracht en werking wel degelijk spectaculair zou kunnen noemen (bij Velasco is het soms zelfs een bijna-zinnelijk verlangen). Endo zelf moet het zo indringend opgeroepen gevoel van verlorenheid bij de Japanners in den vreemde zelf gekend hebben. Ook hij leefde in verre buitenlanden, bovendien was hij zelf christen, katholiek om precies te zijn.
Doordat die intensiteit me bij het nalezen van de proeven zo verbaasde, bleef ik doorzoeken. Zat er nog iets in het boek dat daar een verklaring voor kon zijn? Ja, er zat inderdaad nog iets in.
Iets wat me misschien niet opviel omdat Endo het nergens overdrijft: korte zintuiglijke beschrijvingen. Ongemerkt weet hij je telkens in weinige woorden te raken met geuren en kleuren, bloemen, planten, bomen, baaien en bergen, soms alleen maar met een echo uit een droom, een schreeuw of roep van een dier, een kreet van een vrouw of van een gevangene in de nacht. En hij doseert zijn zintuiglijke miniatuurtjes met meesterhand. Als je als lezer op het punt staat het contact met die onderstroom te verliezen, zo lijkt het, dan komt hij weer met zo’n natuurflits. Het is inderdaad alsof hij er een parallel verhaal mee vertelt, een verhaal dat misschien juist zo sterk werkt doordat het bestaan ervan zich aan het redelijke verstand onttrekt.
Shusaku Endo’s boeken behoren tot het soort subtiele romans waarin de bedoelingen er niet dik bovenop liggen maar juist zoveel mogelijk verborgen worden gehouden om ze bij de lezer zo ongemerkt mogelijk naar binnen te smokkelen. Lezers van deze boeken, soms dus zelfs de vertaler, worden er vaak door gegrepen zonder te weten hoe dat komt. En ze blijken er na lezing diep door te zijn geroerd en opeens heel anders naar de wereld om hen heen te kijken.
De affiniteitskwestie
Ik vind het erg belangrijk vind dat een literair vertaler zichzelf trouw blijft en zijn eigen affiniteit volgt (zie mijn opstel ‘Affiniteit!’). Hoe kwam ik dan aan dit Japanse boek? Nou, ik had geen gelegenheid voorbij laten gaan om redacteuren te laten weten tot wat voor boeken ik me geroepen voelde. Zodoende had ik met toenmalig AP-redacteur E.B. een verstandhouding opgebouwd. Hij kende mijn affiniteiten en kwam bij mij terecht als hij een match vermoedde. Ik weigerde soms, maar meestal bleek zijn vermoeden te kloppen, zo ook met Endo, The Samurai, dat op verzoek van de auteur uit het Engels moest worden vertaald.
Zo’n zich in de vertaler inlevende redacteur wens ik elke literaire vertaler toe die zijn of haar auteurs nog niet heeft gevonden.