Dit stuk is een demonstratie van literair vertalen als herscheppende kunst door optimale overgave aan het onbewuste. En ook zo bedoeld.
Toen ik aan de vertaling van Kazuo Ishiguro’s The Buried Giant begon, was ik extra benieuwd hoe het me ditmaal zou vergaan. Ik had al drie eerdere boeken van Ishiguro vertaald, dacht hem goed aan te voelen en verwachtte in eerste instantie dat de vertaling me gemakkelijk af zou gaan. Het leek me geen al te moeilijk boek want het taalgebruik was op het eerste gezicht vrij eenvoudig.
Een herscheppende vertaling was weer het hoge doel. Ik was in de loop der jaren tot een in mijn ogen steeds betere methode gekomen, had me die methode steeds meer bewust gemaakt, en dacht haar met deze vertaling weer een beetje verder te vervolmaken. Maar dat viel bitter tegen.
Na een vertaalpauze van bijna vijf jaar had ik in 2008 bij het vertalen van enkele verhalen van Singer gemerkt dat zijn stem, zijn toon, nog helemaal in me zat, en ik heb nog altijd het idee dat die verhalen door de spontane, gevoelsmatige manier waarop ik ze vertaald heb tot mijn sterkste Singer-vertalingen behoren. Tien jaar na Ishiguro’s Laat me niet alleen verwachtte ik een soortgelijke ervaring met dit nieuwe boek. Maar nadat ik er weken lang dagelijks geduldig voor was gaan zitten, was het resultaat een onthutsend klad van het eerste hoofdstuk, boordevol twijfels en problemen. Een onbruikbare tekst.
Ter illustratie dit fragment van het begin, waarbij ik dus alle problemen die ik tegenkwam, en niet meteen spontaan, gevoelsmatig wist op te lossen, in de tekst liet staan met een sterretje gevolgd door een korte aanduiding.
‘Je *Men? zou lang hebben moeten zoeken naar de kronkelende landweggetjes en *tranquil serene weilanden waar Engeland later beroemd om werd. In plaats daarvan zag je overal kilometers *desolate verlaten, *onbebouwd onbewerkt land; hier en daar *rough-hewn3ruwuitgehakte primitieve paden over rotsige heuvels en naargeestige *heide woeste gronden. De meeste wegen die door de Romeinen *a?3leftby/hadden/a? waren achtergelaten *moeten? zullen *bythen toen *N zijn *broken/aw?vernietigd? verwoest of overwoekerd en veelal opgegaan in de wildernis. Er hingen kille nevels boven de rivieren en moerassen waar de trollen die toen nog in dit land leefden *servingalltoowell maar al te goed gedijden. De mensen die vlakbij woonden – je vraagt je af *NV3 door welk een wanhoop gedreven zij zich op dergelijke plekken hadden gevestigd – zullen allicht bang geweest zijn voor die wezens, wier hijgende ademhaling lang *volgorde?3 voor ze uit de mist opdoken te horen was. Maar dergelijke monsters wekten geen verbazing. De mensen van toen zullen ze beschouwd hebben als een *Valledaags/normaal doodgewoon risico, enin die tijd waren er andere zorgen te over. Hoe voedsel uit de harde grond te krijgen, hoe te voorkomen dat het brandhout opraakte, hoe *korter? een eind te maken aan de ziekte die op één dag een dozijn varkens het leven kon kosten en groene uitslag veroorzaakte op de wangen van de kinderen.’
Ik moet zeggen, tijdens het werk aan deze eerste versie van het eerste hoofdstuk had mijn zelfvertrouwen danig geleden. Gaandeweg had ik zelfs het idee gekregen dat ik bij nader inzien misschien níet voldoende affiniteit met het boek had, dat ik het misschien zelfs niet zou kunnen vertalen, ja, dat ik het misschien terug zou moeten geven. Er waren momenten dat ik begon te denken dat ik er helemaal niets van kon.
Natuurlijk zocht ik excuses. Ik bedacht dat Ishiguro zelf kennelijk ook moeite met het begin had gehad. Ik vond het tenminste enigszins moeizaam geschreven, misschien wel door die auctoriale verteller, die overigens allerlei extra problemen met zich meebracht (nu weet ik dat het allemaal past in Ishiguro’s methode om de lezer, beter gezegd diens literatuurvijandige intellect, in slaap te sussen). De stijl van het verhaal, dat rond 500 na Christus speelt, vertoont allerlei jongensboek- of avonturenboekachtige kenmerken, en sluit heel veel woorden en uitdrukkingen uit omdat die, als je er goed over nadenkt, te modern zijn aangezien ze allerlei technische, wetenschappelijke en culturele ontwikkelingen van veel later datum veronderstellen – je zou van ‘negatieve realia’ kunnen spreken. Wat het mogelijke taalgebruik betrof, beperkten die me in extreme mate.
Maar hoe moeilijk het me ook viel, ik hield aan mijn methode vast en ‘rommelde verder’, zoals ik het toen zag. En heel geleidelijk gebeurde toen toch dat mij van zo vele andere boekvertalingen al bekende wonder: ik begon meer en meer vertaalbeslissingen te nemen waar ik níet meer aan twijfelde en er doken geleidelijk minder ‘sterretjes’ op in mijn tekst. Ik begon spontaner, makkelijker te werken – er wordt wel gesproken van ‘de toon te pakken hebben’ en ‘contact hebben met de tekst’, van erin komen, van flow enz. Al die termen scheren naar mijn idee langs wat er werkelijk plaatsvindt. De manier waarop het vertaalproces verliep had veel weg van de manier waarop mensen normaal spontaanweg met elkaar praten: rechtstreeks vanuit het onbewuste.
Ik was daarnaast – essentieel herscheppend aspect! – niet meer bezig mijn uiterste best te doen het origineel zo goed en zo kwaad als het ging te volgen (een methode die te zeer het accent op het ambachtelijke houdt en nooit meer kan opleveren dan de welbekende achterkant van het tapijt), maar, net als bij het schrijven van mijn eigen boeken, voortdurend een fictieve lezer aan het bewerken en manipuleren. Omdat de tekst in de Engelse oervorm al bestond, was ik natuurlijk niet werkelijk de schrijver. Ik was herschepper van het boek.
Om meer zicht te krijgen op dat goeddeels onzichtbare herscheppende vertaalproces besloot ik de problemen te tellen en na te gaan waar en in welke mate mijn onbewuste grip op het boek kreeg. Om een goed beeld te krijgen, berekende ik het aantal problemen per 100 woorden (dus niet per bladzijde, want bladzijden verschillen van elkaar) en zette dat af tegen de pagina’s. Ik begon met hoofdstuk 1 van het boek. In onderstaande grafiek staat links het aantal problemen/100 woorden, en onderaan de paginanummers:
In het begin had ik dus niet minder dan 9 problemen per 100 woorden! Maar het was een fase in het proces waar ik doorheen moest. Misschien is het wel zo dat je onbewuste als je het helemaal niet meer lijkt te weten pas goed de kans krijgt het over te nemen.
Vervolgens maakte ik net zo’n grafiek van het hele boek; links aantal problemen/100 woorden, en onderaan de hoofdstuknummers:
Bij deze tweede grafiek moet ik nog aantekenen dat ik meer naar het einde van het boek sterretjes met problemen in de tekst zette niet zozeer omdat het nog zulke problemen waren, maar vaak als middel om mezelf scherp te houden. Zelf sta ik er versteld van hoe weinig problemen er evengoed overbleven: één per honderd woorden.
Vervolgens vroeg ik me natuurlijk af wat die knikjes omhoog beduiden naar hoofdstuk 9, ‘Gawains eerste mijmering’ en naar hoofdstuk 14, ‘Gawains tweede mijmering’. De oplossing van dat raadsel is simpel: Ishiguro hanteert in de hoofdstukken 9 en 14 een totaal andere stijl, rijk en overdreven, waarin hij zich helemaal laat gaan. Mijn onbewuste moest op die plaatsen eerst meer context verstouwen alvorens het de toon te pakken kreeg, en ook in die hoofdstukken alles weer bijna vanzelf ging.
Interessant is misschien nog te vermelden dat ik tijdens die ontmoedigend moeilijke beginfase mijn werkbeursaanvraag inleverde, dus hoog opgaf van de moeilijkheidsgraad van het origineel en zelfs sprak van ‘heksenwerk’, terwijl de beoordelingscommissie de moeilijkheidsgraad, zoals overigens wel vaker bij Ishiguro, vervolgens niet meer dan ‘gemiddeld’ bleek te achten. De waarheid ligt, in al zijn complexiteit, vermoedelijk ergens in het midden.
Aanvankelijk dacht ik dat ik, aan het eind van mijn kladvertaling, het eerste hoofdstuk gewoon zou gaan corrigeren, maar zoals gezegd bleek die tekst onbruikbaar. Toen bedacht ik dat ik hoofdstuk 1 helemaal opnieuw kon gaan vertalen. Behoorlijk wat extra werk, verzuchtte ik eerst nog, maar toen het zover was en ik dat begon te doen, bleek ik hoegenaamd geen probleem met hoofdstuk 1 meer te hebben! Wat ging dat makkelijk. Wél ontdekte ik bijvoorbeeld bij het nalezen dat ik de woorden craggy en jagged op pagina 1 beide met ‘rotsige’ had vertaald. Dit was weer een goede waarschuwing: het kon ook weer té makkelijk gaan.
Hieronder de eindversie van deze eerste alinea, die dus vrijwel vanzelf tot stand gekomen is, zonder gepieker, moeite of inspanning, inderdaad zoals we als mensen normaal met elkaar praten: rechtstreeks vanuit het onbewuste. Wél: met geduld en toewijding, concentratie, overgave, welbewuste besluiteloosheid, en zo lang als nodig is broeden op zaken die nog problematisch leken, tot ook die zich als vanzelf oplosten.
‘Je zou lang hebben moeten zoeken naar de slingerende weggetjes en serene weilanden waar Engeland later befaamd om werd. In plaats daarvan zag je niets dan verlaten woeste gronden; hier en daar primitieve paden over onherbergzame heuvels en kaal heideland. De meeste wegen die de Romeinen hadden achtergelaten zullen toen al vervallen en overwoekerd zijn geraakt, veelal opgaand in de wildernis. Boven de rivieren en moerassen hingen kille nevels, wat de trollen die toen nog voorkwamen in dit land maar al te goed van pas kwam. De mensen die bij hen in de buurt leefden – je vraagt je af door welk een wanhoop gedreven ze zich op dergelijke sombere plekken vestigden – zullen allicht bang geweest zijn voor die wezens, wier hijgende ademhaling hoorbaar was lang voor hun mismaakte gestalten uit de mist opdoken. Maar dergelijke monsters wekten geen verbazing. De mensen van toen zullen ze beschouwd hebben als een alledaags gevaar, en in die tijd hadden ze zo veel andere zorgen aan hun hoofd. Hoe voedsel te krijgen uit de harde grond; hoe niet zonder brandhout te komen zitten; hoe een eind te maken aan de ziekte die op één dag wel tien varkens kon doen bezwijken en de kinderen groene uitslag op hun wangen bezorgde.’
Het was voor mezelf een verrassing dat je kennelijk juist op deze weg moet doorgaan, ook als het vertrouwen opraakt. Alleen op die manier, zo lijkt het, beland je in een ideaal vertaalproces waarin uiteindelijk alles als vanzelf gaat.